Voorwaarde voor Wsnp: schulden 'te goeder trouw'
Te goeder trouw ontstaan
Om toegelaten te worden in de Wsnp bent u in de afgelopen 3 jaar ‘te goeder trouw’ geweest bij het ontstaan of onbetaald laten van uw schulden. U hebt met goede en eerlijke bedoelingen geld geleend of uitgegeven, en u hebt daarbij rekening gehouden met ál uw inkomsten en uitgaven.
Verandert uw (financiële) situatie? En kunt u daardoor niet meer betalen wat u moet of hebt afgesproken? Dan maakt u nieuwe afspraken met uw schuldeisers. Ook dan bent u ‘te goeder trouw’.
Niet te goeder trouw ontstaan
Hebt u schulden gemaakt waarvan u wist (of had kunnen weten) dat u deze niet kunt terugbetalen? Dan hebt u ‘niet te goeder trouw’ gehandeld.
U handelt ook ‘niet te goeder trouw’ als uw schulden oplopen omdat u geen (nieuwe) afspraken hebt gemaakt met uw schuldeiser(s).
Oordeelt de rechter dat u ‘niet te goeder trouw’ hebt gehandeld? Dan wordt u over het algemeen niet toegelaten tot de Wsnp. Er is een uitzondering: de hardheidsclausule.
Voorbeelden waarbij over het algemeen geen sprake is van ‘te goeder trouw ontstaan’:
- Schulden waarvan u wist of had kunnen weten dat u ze niet kon terugbetalen.
- Fraude bij de aanvraag van de toeslagen.
- Vlak voor de Wsnp (hoge) schulden aangaan.
- Schulden door een verslaving aan bijvoorbeeld gokken, alcohol en/of drugs.
- Een eigen onderneming voeren en geen (complete) boekhouding bijhouden.
- Een schuld aan het UWV of de Belastingdienst.
- Een boete van het UWV of de Belastingdienst.
- Schulden uit misdrijf of overtreding.
- (Meerdere) boetes door verkeersovertredingen, zoals te hard rijden (Wet Mulder-feiten).
- Een onterecht gekregen uitkering waarbij fraude is vastgesteld.